Image: Horse, Tang Dynasty (618-907), Metmuseum.org
Op 12 oktober jl. heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden antwoord gegeven op de vraag wanneer een kunstverzamelaar moet worden aangemerkt als kunsthandelaar.
Deze vraag werd onder de aandacht gebracht in een zaak over de verkoop van twee paardenbeeldjes uit de Tang-dynastie. De koper zag 16 dagen na dato van de koop af vanwege twijfels over de herkomst van de beeldjes en beroept zich daarbij op consumentenbescherming, hetgeen hem recht geeft om binnen een bedenktermijn van 14 dagen terug te komen op de aankoop. Indien een consument niet door de verkoper is gewezen op deze bedenktermijn, zoals in het onderhavige geval, wordt deze automatisch verlengd met maximaal een jaar.
De verkoper stelde echter geen professionele kunsthandelaar te zijn, zodat de koper nog beperkte mogelijkheden zou hebben om van de overeenkomst af te zien.
De rechtbank oordeelde echter dat de verkoper niet voor zichzelf handelde, aangezien hij de beeldjes in consignatie had ontvangen, en dat de frequentie waarmee hij met winstoogmerk handelde, hem wel degelijk in het domein van de professionele handelaars deed belanden. Het hof gaat daar in mee en stelt daarbij dat niet beslissend is “of de verkoop plaatsvond binnen de reguliere bedrijfsuitoefening van de verkoper. Volgens het hof had de verkoper “wel degelijk het oogmerk van winst en ging het niet om verbetering van de kwaliteit van zijn collectie, maar (voornamelijk) om het aanzuiveren van financiële tekorten”. Het Hof oordeelde daarom dat de koper de overeenkomst kon herroepen.
De zaak werd voor de koper behandeld door Bergh Stoop & Sanders Advocaten
Lees de uitspraak hier: https://lnkd.in/gH7tKD8Q